Voor dag en dauw lopen we met onze gids – type vlotte Indonesische jongen – de jungle in. Privétourtje, alleen wij tweeën. Het begint al vrij stevig, met een klim omhoog. Maar he, we laten ons niet kennen. De hele dag niet, want het blijkt een vrij stevige trek te zijn. Maar het was het zo ontzettend waard!
Onderweg wijst onze gids ons van alles aan. Spinnen, mieren, vruchten. En uiteindelijk stuiten we op een groep orang oetans. De blijheid die me overspoelt!
Hier staan we dan, midden in de jungle, en we zien gewoon wilde orang oetans die op hun dooie gemak wat eten en van boom naar boom slingeren. Het is zo ontzettend mooi. We zien zelfs een jong. Wanneer de orang oetans er genoeg van hebben, vervolgen ze hun weg. En wij ook. We komen ze overigens nog een keer tegen – of zijn het nu andere? Maar ook zwarte gibbons en andere aapjes komen al krijsend en slingerend voorbij.
Ja, dit is wat ik hoopte. Het is fantastisch.
Onderweg stoppen we nog bij een waterval om te lunchen. Hier komen we ook andere hikers tegen. De gids heeft een heerlijk rijstgerecht voor ons meegebracht. We sluiten af met rambutan, een tropische vrucht met een rode schil. Het lijkt wel een beetje op een punker met rode spikes (‘jungle hair’ lacht de gids). Na een hele dag hiken en de meeste prachtige dieren en natuur te hebben gezien, dalen we af naar de rivier. Die steken we al wadend over, lekker koud maar ook heerlijk fris na zo’n zweterige tocht. Terug naar onze guesthouse.
