De weg gaat maar één kant op en toch is het alsof ik verdwaald ben. Mijn brein probeert de treden van een trap te tellen. Nog drieëneenhalve kilometer omhoog... We passeren Poort 328. Poort 666 is het eindpunt, wat onheilig klinkt voor een pelgrimstocht. Onze vakantie in Italië is bijna afgelopen en ik begin moe te worden. René en ik hebben ontzettend veel indrukken opgedaan: de Vesuvius, Pompeï, grootse musea. We hebben zelfs de Paus gezien in Rome. We ontdekten fantastische pleinen en imposante kerken.
Hijgend zet ik de volgende stap. En nog een. En de volgende. Het gaat langzaam, maar uiteindelijk lukt het. Poort 666 is bereikt. We zijn bij de heilige plek aangekomen: een prachtige kerk en een magnifiek uitzicht. Hiervoor zijn we gekomen. In de kerk, waar niet gefotografeerd mag worden, zijn veel toeristen en flitsen camera’s volop. Als we weer buiten zijn, schreeuwt een jongen tegen zijn vader dat hij snoepjes wil hebben. Nog steeds zijn er mensen driftig aan het bellen. In het weidse uitzicht ontdek ik telefoonpalen en zendmasten.
De weg terug gaat ook maar één kant op. We dalen voorzichtig af. Deze hele onderneming voelt voor mij wat dubbel aan. De oorspronkelijke pelgrims hadden geen mobieltjes en comfortabele hardloopschoenen. Er was vast ook geen toeristenbus of een treintje die hen vervoerde. Hoe authentiek is deze plek eigenlijk nog? Aan de andere kant: René en ik doen alles lopend. Ik probeer daarbij oog te houden voor de bijzondere omgeving; het voelt goed om alles rustig in mij op te nemen. In het dagelijks leven ren ik vaak aan dingen voorbij, net als de hardlopers in San Luca doen. Eigenlijk is het niet erg dat ik geen energie heb om te rennen. Hier gaat het om stil staan. Wie weet is dan toch de innerlijke pelgrim in mij ontwaakt. Ik heb een bestemming.